Artikel in tijdschrift Landleven

LANDLEVEN april 2019

Mooi interview in mijn tuin in tijdschrift Landleven met hoofdredacteur Mario Broekhuis :

Corinne Boureau schildert het onlosmakelijke

Natuur zit in de mens

“De natuur is als een tatoeage op onze huid, zij is hier, binnen handbereik, in ons verankerd. Men kan haar niet uit ons bestaan wissen en zij zal ons overleven.” Filosofe, milieuactiviste, Corinne Boureau zou het zo kunnen zijn. Maar zij schrijft en schildert. En neemt daarbij de tijd om na te denken over de grotere aspecten in het leven. Haar schilderijen vertellen over de onlosmakelijke band tussen mens en natuur.

Tekst Mario Broekhuis Fotografie Theo Tangelder

Corinne Boureau (61), schrijfster en schilderes, kijkt vanuit haar keuken uit over een langgerekte tuin, waarin kippen scharrelen en van waaruit een zwerm mussen opvliegt. Op de zolder van haar Doesburgse stadsboerderij werkt ze in het volle licht aan schilderijen met als terugkerend thema het vrouwenlichaam dat samensmelt met de natuur.

“De oorsprong van het leven op aarde is mijn inspiratiebron. Vier-en-een-half miljard jaar geleden is het leven ontstaan en dat dragen we in ons collectieve geheugen met ons mee. De wetenschap van nu brengt dat aan het licht. Daarom zeg ik, het landschap zit in ons. De boodschap in mijn werk is dat de mens en de natuur één zijn. Het is een cartesiaans, westers idee om alles van elkaar te scheiden: goed en kwaad, wat mag en niet mag. In de Aziatische filosofie hangt alles samen en is er een onderlinge afhankelijkheid. Het is als een ketting van ringen en als er ringen breken, wat we nu aan het doen zijn, komt het gevaar voor de mensheid dichtbij. De cijfers over de terugloop van bijvoorbeeld insecten en zelfs het verdwijnen van soorten zijn alarmerend. Ik heb twee kinderen, en iedereen die kinderen heeft moet zich echt zorgen maken. Hun toekomst is niet rooskleurig. We plunderen de aarde voor profijt. Er is een maatschappelijke revolutie nodig. Het is onze plicht om nu aan de orde te stellen welke wereld we nalaten. Van de natuur kunnen we veel leren, want de intelligentie van de natuur is de oorsprong van alles. Dat is mijn overtuiging.”

“Er is een breuk tussen de natuur en de mens gekomen, de technologie is daar een oorzaak van. Jongeren zitten alleen nog achter een beeldscherm, ze gaan niet meer naar buiten. Zelfs Walt Disney tekent niet meer over de natuur. Ik heb geen mobiel, een musje is fascinerender dan een iPad.” Niet dat Corinne wars is van moderne technologie. Ze skypet met haar broer in de Verenigde Staten. “Het brengt ook goeds. Maar om je goed te voelen moet je in je jeugd ook in bomen kunnen klimmen, net als ik dat kon.”

‘Basis van ons evenwicht’

“Tegenover mijn angst voor de toekomst van de wereld, die ik van het dak zou willen schreeuwen, breng ik in mijn werk juist een boodschap van sereniteit. In mijn werk vind je de rust die de natuur ons geeft, de basis van ons evenwicht, lichamelijk en geestelijk, het inspireert ons, brengt ons op ideeën om de wereld te verbeteren. Neem de sereniteit en schoonheid van een boom, volkomen geweldloos. Een boom mag dan geen hersens hebben, de wetenschap toont aan dat bomen met elkaar ‘communiceren’ via schimmels in het wortelstelsel en elkaar helpen in de voorziening van mineralen. Ze zijn solidair met elkaar en het laat zien dat altruïsme in de natuur bestaat.”

“De planten zijn onze voorouders. Dat is niet te ontkennen, je kunt het niet uitwissen en daarom schilder ik plantmotieven als een tatoeage op de huid. De tatoeages van de Maori’s in Nieuw-Zeeland zijn vanuit dezelfde gedachte geïnspireerd op de natuur. Daarmee geven ze de boodschap van hun voorouders door aan volgende generaties, een boodschap om de natuur te koesteren. Ja, de tatoeages die ik schilder zijn in blauw, Delfts blauw, ik ben toch een beetje Nederlands”, zegt de geboren Française.

“De schoonheid van de natuur is er al zolang de mens bestaat. Die schoonheid heeft altijd al kunstenaars geïnspireerd, het is alleen telkens anders hoe je het vertelt. Niet alle schilders die de natuur weergeven hebben daar een gedachte bij, jammer, want juist kunstenaars zijn denkers, zij hebben alle tijd om te denken. Alle goede kunstenaars hebben een visie ontwikkeld. De Franse schilder Henri Matisse zei ‘je moet weten om te kunnen’. Ik ben blij dat zo veel mensen bezig zijn met schilderen, muziek of schrijven, want dat is voor de geest; ontwikkel je die meer, dan heb je een gezondere maatschappij. Alleen maar consumeren maakt de mens niet gelukkiger. Je moet nieuwsgierig blijven, je blijven ontwikkelen, daarom schrijf ik ook boeken over onderwerpen waar ik in het begin nog niets van weet.”

Haar vader schilderde aan het einde van zijn leven abstracte, donkere werken. Corinne kiest de tegenovergestelde weg en groeit steeds dichter naar het realisme en het licht. “Toen ik nog in Rotterdam woonde was ik meer expressionistisch bezig, wilder, meer met de agressiviteit van de stad. Etsen in zwart-wit, het leek graffiti. Toen ik hier kwam wonen werd het steeds rustiger. Ik luister meer naar mijn innerlijke stem, blijf dichter bij mezelf. Meditatief ook. Schilderen is net als schrijven, je zoekt net zo lang tot je de juiste woorden hebt gevonden om het verhaal te vertellen.”

‘Ons bloed is de zee’

Haar werk is magisch realisme. “Een hand is meer dan een hand, het is een bloem die opengaat. De longen zijn als een rivier met al haar vertakkingen, ons bloed is de zee, onze tranen het zout. We zijn uit de zee gekomen en dragen haar nog altijd in ons mee.” Het is de metafoor die telt. “Als ik beschrijf hoe iemand ‘hele wolken vlinders achter zich aandraagt’ om haar gevoel weer te geven, heb ik gelijk een beeld om te schilderen.”

Het is nog geen realisme in de zin dat een specifieke vogel of bloem met fotografische precisie is weergegeven. Dat een vogel als de rode kardinaal in een bepaald beeld opduikt is vooral omdat hij op die plek het hart symboliseert. Opnieuw de samensmelting van mens en natuur. In hetzelfde werk vliegt een lijster voor het vrouwenhoofd. “Een idee van Magritte die een appel voor het hoofd plaatste. Grote schilders als hij en Matisse hebben de weg opengelegd voor anderen. Ik ben niet geniaal genoeg om dat te doen, maar vertrouw op mijn ambachtelijkheid. Ik hoop dat ik daarmee mijn eigen stijl heb gevonden en dat het herkenbaar is als ‘van Corinne’ buiten alle kunststromingen om. Ik vergelijk mijn schilderijen eerder met een haiku, om in drie zinnen heel eenvoudig en toch diep iets te vertellen. Moeilijk hoor, een haiku”, lacht ze.

Eindeloos kan ze bezig zijn met een compositie van bloemen die op de juiste manier vallen. “Oost-Indische kers is heel speels, eigenwijs in waar ze naar toe wil. Een margriet is een fabriek van bloemetjes. Papavers zijn zo krachtig en eigenwijs om uit te komen waar ze willen. En lelies zijn zo statig, bijna als een koningin. Tijdens mijn reizen maak ik schetsen, ik haal een boeket in huis, de vriendin van mijn zoon poseert voor de hand of een houding. Op een ander moment ben ik geïnspireerd door gekke bloemetjes in een blauwe vaas geschilderd door de zeventiende-eeuwse botanist Maria Sybilla Merian. Je hebt wel een beeld in je hoofd, maar weet niet precies wat je gaat doen. Het is een gesprek met het schilderij, een dialoog tussen wat je doet en wat het schilderij vertelt.”

Het zijn Aziatische vrouwen die in haar werk de samensmelting van mens en natuur verbeelden. “Het zijn de godinnen van de aarde die vertellen over het respect dat die aarde verdient. In het hindoeïsme zijn ze de godinnen van de schepping en ook in mijn verbeelding is de schepping vrouwelijk. Bovendien waren de boeddhisten de eerste beschermers van de natuur. Op mijn reis door China raakte ik gefascineerd door de gelaten van de vrouwen daar, zo gesloten, je kunt niet zien wat ze voelen. Dat past bij mijn godinnen, mystiek. Maar ik wil ook nog graag zwarte modellen schilderen, dat hangt in de lucht, ook omdat de mensheid uit Afrika komt.”

Het is een groot verhaal dat Corinne wil vertellen en de moed zakt haar soms in de schoenen, maar: “Dit is het beste dat ik kan doen, hoe klein het is. Iedereen moet zijn deel doen.”

Kijk voor exposities en galeries op:

www.corinneboureau.nl

Interview in frans tijdschrift PLAISIR DE PEINDRE n82.  maart 2021

A quel âge avez-vous commencé à peindre ? Et pourquoi ?

Depuis ma plus tendre enfance, je n’ai jamais cessé de peindre.

Je me souviens qu’un jour – je devais avoir 6 ans -, mon père avait invité ses enfants à réaliser un dessin pour lui. Il choisit le mien qui l’avait inspiré et il en a fait une reproduction en relief, sur une grande toile. Lorsque j’ai vu ce tableau, tiré de mon dessin, exposé dans une galerie de Pont-Aven, avec mon nom dessous, je me suis sentie très fière. 

En choisissant mon dessin pour en faire une de ses oeuvres et en l’exposant en mentionnant mon nom, mon père, non seulement m’a ouvert les portes de son monde, mais surtout, il me reconnaissait en tant que sujet, capable de créer. 

Je crois que c’est à partir de là qu’est né mon désir de peindre.

 Avez-vous été guidée par un membre de votre famille ?

Bien entendu, j’ai été guidée par mon père. Mais plus tard, il y a eu aussi mon talentueux frère, Silvère Boureau, peintre aux États-Unis qui a eu une grande influence parce qu’il a osé peindre des toiles figuratives alors que notre père, étudiant des Beaux-Arts à Paris, élève d’Othon Friesz, s’était affranchi de l’académisme pour l’abstraction.

Avez-vous baigné dans une ambiance artistique ?

L’atelier de mon père était implanté au sein de la maison familiale. Lorsqu’il terminait une oeuvre, il avait coutume de rassembler la maisonnée pour nous demander de la regarder et de donner nos sentiments, aiguisant ainsi notre sens critique. Puis, il expliquait pourquoi tel trait de couleur était posé là et non ici, pourquoi la complémentaire devait donc se trouver là… et ainsi de suite… Pendant ces moments privilégiés, nous étions suspendus aux mots de notre père, jugeant de l’effet sur la matière, le volume, la masse et le mouvement… J’ai beaucoup appris !

Avez-vous réalisé des études dans les écoles spécialisées ? Avez-vous suivi un cursus spécialisé ?

J’ai été admise aux Beaux-Arts de Lorient. Au bout d’un an j’ai choisi de poursuivre mon parcours artistique aux Pays-Bas, en suivant des cours d’arts plastique à l’Académie Psychopolis à La Haye. Je me suis spécialisée dans la lithographie et la céramique, deux techniques rigoureuses. 

Ensuite, à Rotterdam, j’ai découvert la gravure et l’objet livre en poussant les portes d’un atelier d’impressions traditionnelles et de création graphique. Plus tard, j’ai quitté le collectif pour créer la petite maison d’édition Nominoë, spécialisée en livres de bibliophilie, réunissant poètes et artistes.

Quels sont les ou le peintre qui vous a /ont le plus marqué ?

Il est primordial d’éduquer son regard et aux Pays-Bas je me suis imprégnée des oeuvres des grands maîtres. “ La Fiancée juive” de Rembrandt m’a longtemps fascinée, mais aussi “L’Amandier en fleurs” de van Gogh ou encore “ La Jeune Fille à la perle” de Vermeer.

Aujourd’hui, ce sont les peintres flamands, du XVIIe siècle, qui ont peint des bouquets de fleurs qui attirent mon attention. 

J’apprécie tout particulièrement les peintures de Martin Johnson Heade, peintre américain, célèbre pour ses paysages, ses oiseaux tropicaux et ses natures mortes.

Vous êtes partie vivre aux Pays-Bas ?

Dans mon enfance en Bretagne, la famille vivait au milieu d’artistes peintres, sculpteurs, français et étrangers, qui venaient travailler un temps, échanger, exposer avec mon père. Parmi eux, il y avait un peintre hollandais qui s’appelait Max Bueno de Mesquita. Il était né à Amsterdam et nous racontait qu’à l’âge de 16 ans, son père l’avait emmené au Rijksmuseum pour lui montrer un portrait de ses ancêtres peint par Rembrandt. C’est cette visite qui a motivé son désir d’être peintre. Sa peinture, très forte,- dont plusieurs toiles se trouvent au musée d’Israël à Jérusalem -, portrait presque essentiellement sur sa famille juive, déportée et décimée dans les camps, pendant la deuxième guerre mondiale. Seuls, lui et un de ses frères en avaient échappé. 

C’est l’impact de cette rencontre incroyable sur mon esprit d’enfant qui m’a orientée vers les Pays-Bas.

Combien d’années avez-vous vécu là-bas ? Quelles expériences ont été importantes pour vous ?

J’ai quitté la France à l’âge de 18 ans pour les Pays-Bas, et j’y ai vécu 42 ans. 

Quel est votre médium favori ?

Parfois, je m’exprime à travers une sculpture de bronze ou de terre cuite, mais ma discipline favorite reste la peinture.

Où puisez-vous votre inspiration ?

L’origine de la vie sur terre et la nature sont mes principales sources d’inspiration. 

Les empreintes ancestrales sont cachées sous le voile silencieux de la nature. La nature a déposé ses signatures au coeur du vivant : notre sang est la mer et nos larmes le sel. L’être humain est né de la mer. C’est la métaphore qui compte : l’homme et la nature ne font qu’un. 

Pour moi, c’est une approche poétique du monde. Je choisis d’exalter sa beauté, comme une révérence envers le caractère sacré de la vie sur terre. À travers mes peintures, je tente, à ma façon, de semer quelques graines pour que s’ouvrent les consciences… éveiller chez le spectateur ce sentiment que nous lions des liens étroits avec la nature, des liens vitaux. Et de cette émotion découle, je l’espère, le désir de protéger la nature sauvage.

Vous aimez dessiner/ peindre les visages, pourquoi ?

Dans l’imagerie de mes oeuvres, les corps et les visages de mes mystérieuses divinités incarnent le principe féminin d’où émane la fécondité et les forces créatrices. Elles représentent la création de l’univers et les forces immanentes de la vie sur terre. Mes déesses sont le point de convergence du règne végétal, animal et minéral. En somme, elles sont les mères de la nature tout entière.

Comment qualifiez-vous votre peinture ?

Dans les années quatre-vingt, j’ai découvert le roman de Gabriel García Márquez, “Cent ans de solitude”. La dimension fantastique et poétique de cet ouvrage a été pour moi une grande révélation. Son écriture a enrichi ma sensibilité.

Aussi, à l’instar de ce roman, je qualifierais mes oeuvres de “ réalisme magique ” parce que dans ma peinture, la magie et l’émerveillement se confondent avec le monde naturel. 

Une métaphore en appelle une nouvelle : la chevelure devient feuillage et les bras des rameaux. J’invente des tatouages de branches fleuries, des lianes embrassent les corps. Je me figure des coiffures insolites. J’ai envie que les oiseaux viennent se poser dans les branchages de nos cheveux, que les merles ou les moineaux viennent s’y nicher. Une main est plus qu’une main, c’est une fleur qui s’ouvre. La circulation sanguine, les poumons s’apparentent aux rivières et aux branches des arbres.

Êtes-vous passé par des phases des tendances différentes depuis que vous êtes peintre ? Ou avez-vous trouvé rapidement votre propre style ?

J’ai mis un certain temps à trouver mon identité artistique, à me singulariser. Quand je vivais à Rotterdam, mes oeuvres étaient expressionnistes, sauvages, influencées certainement par l’agressivité de la ville. Mes gravures en noir et blanc ressemblaient à des graffitis. 

Lorsque j’ai eu des enfants, j’ai ressenti l’appel de la nature et nous avions déménagé à la campagne. Pour moi, la nature c’est le cœur de la vie et je ne peux me couper d’elle comme nous le faisons trop aujourd’hui. La beauté et l’intelligence de la nature m’ont aidée à formuler mon propre langage pictural. 

Je suis satisfaite de cette lente évolution. Je pense que pour construire une oeuvre, l’inspiration vient de partout. On va chercher en soi toutes les émotions, les images, les sons … qui nous ont traversés et que nos sens ont glanés et glanent encore. Nous nous nourrissons de tellement de choses. 

Pendant mes voyages, j’aime faire des esquisses, prendre des photos. Je dessine les fleurs de mon jardin et de la campagne alentour. Lors de mes promenades, je ne reviens jamais les mains vides et de beaux bouquets viennent égayer mon atelier. C’est ma palette de fleurs.

Où et à quel moment de la journée peignez-vous ?

Je suis peintre et écrivain, j’ai donc deux palettes. Le matin, j’écris quelques heures dans mon atelier et l’après-midi, je peins.

Il existe des liens étroits entre mon écriture et ma peinture, l’un inspire l’autre. C’est pour cette raison que j’ai consacré des romans à Henri Matisse et à Séraphine de Senlis.

Et lorsque je décris la joie que ressent l’un de mes personnages dans une nuée de papillons, cette image m’inspire aussitôt un tableau.

Avez-vous des automatismes lorsque vous peignez ?

Chaque matin, je pratique 20 minutes de méditation. Cette discipline est pour moi un outil qui me permet d’abord de me recentrer puis de focaliser mes pensées sur un projet en cours. J’utilise ce qu’on appelle l’imagerie mentale. M’apparaissent, alors, des flashs d’images, des visions ou des associations d’idées.

Disposez-vous d’un atelier ?

Cette année, j’ai quitté les Pays-Bas pour aller vivre en Bretagne et je viens juste de m’installer dans mon nouvel atelier, récemment rénové. Une grande baie vitrée, orientée vers le Nord, offre une vue imprenable sur la magnifique baie de Douarnenez.

Il est primordial pour un artiste d’aménager un espace spécialement dévolu aux idées et à la pensée créative. 

Et pour ma part, j’accorde beaucoup d’importance à créer dans l’atelier, une atmosphère apaisante qui favorise la sérénité et la concentration.

Retourner vivre en Bretagne, c’est un retour aux sources pour vous ?

Effectivement, la Bretagne est un retour aux sources !

Dans les années 50, mes parents sont tombés amoureux de la Bretagne et ont quitté Paris pour s’installer dans une petite école des Monts d’Arrée. Ma mère y faisait la classe et mon enfance a été bercée par des chants bretons qu’elle chantait avec ses élèves. À cette époque, mon père a découvert la beauté naïve et épurée de la statuaire bretonne et s’est adonné à l’Art Sacré, tout en continuant ses recherches dans la peinture abstraite. Petite, j’aimais l’accompagner dans les carrières de granit où il allait choisir ses blocs de pierre. Les dimanches, il emmenait sa grande famille visiter les chapelles et les églises. 

J’ai grandi à Doëlan, petit port de pêche du Sud du Finistère. Mon imaginaire d’enfant a donc baigné dans la richesse de cette culture et dans l’authenticité de sa nature sauvage.

C’est la raison pour laquelle, tout naturellement, j’y puise mon inspiration.

Faites nous part d’une astuce récup lorsque vous peignez ?

L’été, mes couleurs sèchent plus vite à cause de la chaleur. Pour ralentir le processus de séchage, j’utilise un additif comme un retardateur fluide qui n’influence pas la qualité de la teinte.

Avez-vous des expositions, stages de prévus en 2021 ?

Cette année, marquée par la crise sanitaire, a été mouvementée pour les galeries et il est difficile de dire ce que nous réserve 2021…

Toutefois, mes oeuvres sont représentées par la galerie Art Center Horus, située en Belgique et aux Pays-Bas. Mes peintures y sont exposées en permanence.

Donnez nous le nom d’un tableau et faites en la description. Par quoi avez-vous commencé ? Une esquisse, le fond ? Comment développez vous votre sujet sur la toile…

Le dessin est la concrétisation de la pensée sur le papier, je dessine donc, tout d’abord, mon motif au crayon. 

Par exemple, pour le tableau intitulé : “Âmes soeurs”, j’ai tracé sur papier les contours du visage de mes modèles qui se ressemblent beaucoup. Je les ai coiffées d’une nuée de papillons afin de traduire le lien mystérieux qui unit les jumeaux.

Une fois le dessin reporté à sa taille définitive sur le support, je peins les visages couleur chair. Peindre la couleur de la peau n’est pas une étape facile. Il faut bien préparer sa palette à l’avance : du rouge, du vermillon, de l’ocre, du jaune, du blanc et une pointe de bleu. Mes mélanges sont basés sur ces couleurs. Petit à petit, je superpose les couches, allant de la plus sombre à la plus claire, jusqu’à ce que j’atteigne les teintes et les valeurs justes. (Je laisse sécher chaque couche de peinture avant d’appliquer la suivante pour que mes couleurs gardent toute la fraîcheur de leurs coloris).

Peindre la frêle coiffe de papillons est l’étape la plus agréable. Je la ressens comme une sorte de méditation. 

Les papillons folâtrant sans entrave évoquent la légèreté et la grâce, mais aussi ce lien invisible et fragile qui lie l’être humain à la nature.

Quelle est votre palette ? Quelles sont les marques de peinture que vous préférez ?

J’aime travailler avec des pigments naturels de première qualité, des ocres, des terres, des cadmiums, des chromes et des cobalts proposés par la Manufacture Leroux.